Nederlands - 5Er mogen alleen zaagkettingen met eenaandrijfschakeldikte (groefbreedte) van1,1 mm worden gebruikt.4. Leg de zaagketting 10 in de rondlopende sleufvan het zwaard 11. Let op de juiste looprichting.Vergelijk de ketting met het looprichtingsym-bool 20. Controleer dat de kettingspannok 16naar buiten wijst.5. Leg de kettingschakels om het kettingwiel 21 enplaats het zwaard 11 zo dat de voor en achter debevestigingsbout 17 liggende zwaardgeleidings-bruggen 18 in het langgat van het zwaard 11 grij-pen.6. Controleer of alle delen goed geplaatst zijn enhoud het zwaard met de ketting in deze stand.7. Breng de afscherming nauwkeurig aan en contro-leer dat de kettingvangbout 22 in de daarvoorvoorziene geleidingssleuf van de afscherming 15komt te liggen.8. Draai de afscherming 15 met de spangreep 14losjes vast.De zaagketting is nog niet gespannen. Het spannenvan de zaagketting gebeurt zoals beschreven inpunt 1 – 7 van „Spannen van de zaagketting”.Zaagketting spannenControleer de kettingspanning voor het begin van dewerkzaamheden, na de eerste keren zagen en tij-dens het zagen regelmatig elke 10 minuten. In hetbijzonder bij nieuwe zaagkettingen moet in het beginmet verslapping worden gerekend.De levensduur van de zaagketting is in grote mateafhankelijk van voldoende smering en juiste span-ning.Span de zaagketting niet wanneer deze zeer heet is,omdat de ketting na het afkoelen samentrekt en dante strak op het zwaard ligt.1. Leg de kettingzaag neer op een recht oppervlak.2. Draai de spangreep 14 ca. 1 tot 3 slagen tegende wijzers van de klok in los om de zwaardvast-zetting los te maken.3. Controleer of de kettingschakels goed in de gelei-dingssleuf van het zwaard 11 en op het ketting-wiel 21 liggen.111016202117181115 2214A131482 • F016 L70 360 • TMS • 11.07.06